X bv houdt zich bezig met het ontwikkelen van onroerendgoedprojecten. Haar jaarrekening vermeldt op balansdatum 31 december 2012 een bedrag van € 335.000 aan verschuldigde BTW. Uit haar administratie blijkt dat zij over 2012 in totaal € 397.000 aan BTW is verschuldigd. Omdat de inspecteur bij een controle vaststelt dat de BTW-aangifte en de BTW-balanspost niet overeenstemmen, legt hij een naheffingsaanslag 2012 van € 331.000 op aan X bv. X bv stelt dat de BTW-balanspost BTW uit het jaar 2011 betreft. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de BTW-naheffingsaanslag 2012 niet te hoog is vastgesteld. X gaat in hoger beroep. Een van de geschilpunten is of X bv terecht aftrek van voorbelasting heeft geclaimd voor een bedrag van € 397.000 ten aanzien van een factuur van Y bv.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv, met hetgeen zij overlegt, niet aannemelijk maakt dat aan de factuur van Y bv een door Y bv verleende dienst ten grondslag ligt, die X bv heeft gebruikt voor belaste handelingen. X bv heeft dan geen recht op aftrek van voorbelasting. Het hof gaat verder niet in op de overige geschilpunten. Aan X bv is namelijk een BTW-naheffingsaanslag opgelegd van € 331.000 en de ten onrechte in aftrek gebrachte BTW wordt door het hof berekend op € 365.000. Dit bedrag is dus hoger dan de aan X bv opgelegde naheffingsaanslag. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15