Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aangiften niet tijdig zijn ingediend. Aangezien de ontvangsttheorie geldt, is de dag waarop de aangiften door de inspecteur zijn ontvangen beslissend.

Stichting X is een ANBI en beidt ondersteunende zorg in een huiselijke omgeving aan mensen in de terminale fase van hun leven. Naar aanleiding van een aanvraag daartoe kent de inspecteur een BTW-nummer toe aan X. De inspecteur nodigt X daarbij op 6 december 2019 uit tot het doen van BTW-aangiften, met de opmerking dat deze uiterlijk op 7 februari 2020 bij de inspecteur binnen moeten zijn. X dient de biljetten op 11 februari 2020 in met een verzoek tot teruggaaf van € 63.000. De inspecteur verklaart de teruggaafverzoeken niet-ontvankelijk omdat zij niet binnen de gestelde termijn zijn ingediend.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aangiften niet tijdig zijn ingediend. Aangezien de ontvangsttheorie geldt, is de dag waarop de aangiften door de inspecteur zijn ontvangen beslissend. Uit de stempels op de door de inspecteur ontvangen aangiften volgt dat deze op 11 februari 2020 door hem zijn ontvangen. Aangezien X niet aannemelijk maakt dat die vermeldingen onjuist zijn en de aangiften eerder moeten zijn ontvangen, zijn ze niet tijdig ontvangen door de inspecteur. Dat de inspecteur geen door de post afgestempelde enveloppen van die aangiften kan overleggen, is niet van belang. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 10

Wet op de omzetbelasting 1968 31

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 17 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen