Promo 54 SA en Immo 2020 sluiten een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot de verbouwing van een voormalige school van Immo tot appartementen en kantoren en de verkoop van die onroerende zaken. Zij sluiten daartoe twee aparte overeenkomsten: de ene betreft de overeenkomst tussen de kopers en Immo voor de verkoop van een deel van het te verbouwen voormalige schoolgebouw en een deel van het terrein waarop het staat. De andere betreft de aannemingsovereenkomst voor de renovatiewerkzaamheden tussen Promo 54 en de kopers. Voor deze transacties (de verkoop van een oud gebouw met terrein, gevolgd door een renovatie van dat gebouw) geldt een BTW-tarief van 6%. Volgens de Belgische Belastingdienst is er echter sprake van een kunstmatige constructie. Volgens de fiscus gaat het namelijk om één enkele levering van nieuwe appartementen, waarvoor een BTW-tarief van 21% geldt. Promo 54 is het daar echter niet mee eens en wijst er daarbij op dat België geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de voorwaarden vast te stellen waaronder het criterium van de ‘eerste ingebruikneming’ (art. 12 lid 1 onderdeel a Btw-richtlijn) kan worden toegepast bij de verbouwing van gebouwen. Volgens Promo 54 kan België het begrip ‘eerste ingebruikneming’ dan ook niet uitbreiden tot een gerenoveerd gebouw waarvan reeds een eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden vóórdat het werd verbouwd. De Belgische rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de BTW-vrijstelling voor de levering van een gebouw of een gedeelte ervan ook geldt voor de levering van een gebouw waarvan een eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden vóór de verbouwing ervan. Daarbij is niet van belang dat België niet de voorwaarden heeft vastgesteld voor de toepassing van het criterium van de eerste ingebruikneming op de verbouwing van gebouwen. Hierbij geldt een uitzondering voor de levering die wordt verricht vóór de eerste ingebruikneming.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 13 maart