Belanghebbende, maatschap X, bestaat uit operatieassistenten en anesthesiemedewerkers. X verleent tegen vergoeding diensten aan diverse ziekenhuizen. Op grond van de met de ziekenhuizen gesloten overeenkomsten verrichten de maten werkzaamheden van operatieassistent en/of anesthesiemedewerker. De duur van de overeenkomsten varieert van een maand tot een jaar. X brengt de werkzaamheden aan de ziekenhuizen in rekening op basis van gewerkte uren. In geschil is de aan X opgelegde btw-naheffingsaanslag. Volgens Rechtbank Haarlem is X btw-ondernemer en zijn haar diensten niet vrijgesteld. Hof Amsterdam bevestigt dit, aangezien geen sprake is van medische verzorging. De diensten van X zijn namelijk geen doel op zich. De diensten dragen er slechts toe bij dat het ziekenhuis een totaalprestatie, in dit geval het verrichten van operaties, kan aanbieden. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de werkzaamheden van X naar hun aard een wezenlijk, inherent en onafscheidbaar deel zijn van aan patiënten geboden medische verzorging (chirurgie). Die werkzaamheden of diensten moeten, bezien zowel vanuit de positie van de patiënten als van die vanuit het ziekenhuis als contractuele afnemer, voor de btw-heffing worden aangemerkt als het geven van medische verzorging in de zin van BTW-richtlijn 2006. Het maakt niet uit dat de chirurg of de anesthesioloog eindverantwoordelijk blijven. Het feit dat de verpleegkundigen zich aan hun instructies en de regels van het ziekenhuis moeten houden, is namelijk niet van belang voor het karakteriseren van een prestatie met het oog op de toepassing van een vrijstelling. Gelet op de rechtsvorm zijn de maten niet ondergeschikt aan X. De werkzaamheden worden feitelijk verricht door ieder van de maten, zonder bemiddeling door of met tussenkomst van een derde. Van het door X ter beschikking stellen of uitlenen van personeel of arbeidskrachten is dus ook geen sprake. Het beroep van X is gegrond. De naheffingsaanslag wordt vernietigd.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11