Belanghebbende, stichting X, is een pensioenstichting waarin de pensioenen van de werknemers van het P-concern zijn ondergebracht. Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door het Amerikaanse B N.A. B heeft over de vergoedingen voor de door haar verrichte prestaties geen btw in rekening gebracht en X heeft over de vergoedingen geen btw aangegeven of op aangifte voldaan. De inspecteur legt, onder toepassing van de verleggingsregeling, btw-naheffingsaanslagen over de jaren 2003-2007 op aan X. X is echter van mening dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd, omdat de vrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel i ten derde Wet OB 1968 van toepassing is. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat de btw-vrijstelling voor het beheer van door beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens niet van toepassing is op diensten van vermogensbeheer voor pensioenfondsen. Onder verwijzing naar het JP Morgan-arrest van het HvJ EU oordeelt de rechtbank dat de invulling die de wetgever heeft gegeven aan de vrijstelling in overeenstemming is met de door het HvJ EU verwoorde strekking van het gemeenschapsrecht op dit punt. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat de btw-heffing op diensten van vermogensbeheer voor pensioenfondsen achterwege kan blijven. Het hof overweegt hiertoe dat ter zitting is vast komen te staan dat de inspecteur in met X vergelijkbare zaken, niet-gepubliceerd beleid hanteert op grond waarvan btw-heffing achterwege kan blijven. Verder merkt het hof op dat de inspecteur ter zitting heeft verklaard dat het niet-gepubliceerde beleid in de zaken van X integraal kan worden toegepast. Het hof vernietigt vervolgens de naheffingsaanslagen.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 15 april