Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X de buitenlandbijdrage niet als voorheffing kan verrekenen met de verschuldigde inkomstenbelasting omdat de buitenlandbijdrage niet kwalificeert als een belasting. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

X woont sinds 1997 in Spanje. Over de jaren 2017 en 2018 ontvangt X onder andere een AOW-uitkering van de SVB. De SVB houdt een buitenlandbijdrage Zorgverzekeringswet in op de uitkering en X geeft deze inhouding in zijn aangiften inkomstenbelasting 2017 en 2018 aan als loonheffing. In de aanslagen verrekent de inspecteur deze buitenlandbijdragen niet als voorheffing met de inkomstenbelasting. In geschil is of de ingehouden buitenlandbijdragen aangemerkt dienen te worden als een voorheffing die verrekenbaar is met de verschuldigde inkomstenbelasting.

Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2024/42.1.6) oordeelt dat de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de buitenlandbijdrage niet als een belasting gekwalificeerd wordt maar als een bijdrage bestemd voor de financiering van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel. Daarom is de buitenlandbijdrage geen voorheffing die met de verschuldigde inkomstenbelasting verrekend kan worden. Het hoger beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Spaanse Staat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 2

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Wet inkomstenbelasting 2001 9.2

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 25 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

154

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen