Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur terecht maximaal 15% van het brutobedrag van de buitenlandse dividenden verrekent. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
X woont in Nederland en ontvangt in de jaren 2018-2020 dividend uit het buitenland waarop bronbelasting is ingehouden. De te verrekenen buitenlandse bronbelasting over 2020 wordt bij uitspraak op bezwaar verminderd tot 15% van het brutobedrag van de buitenlandse dividenden. In geschil is of de hoogte van de te verrekenen buitenlandse bronbelasting box 3 correct is.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2024/8.1.5) oordeelt dat op basis van de belastingverdragen met Zwitserland en Italië de dividenden die worden betaald door een lichaam dat inwoner is van Zwitserland en Italië aan een inwoner van Nederland, in Nederland worden belast. Volgens deze verdragen mag Nederland maximaal 15% van het brutobedrag van de dividenden verrekenen. Dit is ook het geval indien de dividend betalende lichamen méér bronbelasting hebben ingehouden dan 15% van het brutobedrag van de dividenden. Dat meer bronbelasting is ingehouden dan 15% van het brutobedrag van de betaalde dividenden, brengt niet mee dat van de zijde van Nederland sprake is van verboden belemmering van het vrije verkeer van kapitaal als Nederland de verrekening beperkt tot de genoemde 15%. Het feit dat X geen teruggaafverzoeken in Zwitserland en Italië wenst te doen voor de aldaar teveel ingehouden bronbelasting, blijft voor zijn rekening. Verder heeft X geen feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat het vertrouwensbeginsel is geschonden. Het hoger beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Editie: 23 mei
Informatiesoort: VN Vandaag