Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de betaling op 30 juni 2016 slechts een depotstorting was. X was het collegegeld namelijk pas verschuldigd na zijn definitieve inschrijving als student en die vond plaats nadat de verblijfsvergunning door de IND was afgegeven.

X woont nog in India als hij op 30 juni 2016 € 25.824 overmaakt naar de bankrekening van een Nederlands opleidingsinstituut. Het betreft het collegegeld van € 15.000 en een “living allowance” van € 10.824. X start de opleiding op 1 september 2016. Nog diezelfde maand is de “living allowance” door het instituut overgemaakt naar de Nederlandse bankrekening van X. In geschil is of X recht heeft op aftrek van scholingsuitgaven voor het collegegeld en of deze is betaald in de periode dat hij binnenlands belastingplichtig is. Volgens de inspecteur is X op 30 juni 2016 nog niet binnenlands belastingplichtig en is het collegegeld dus niet aftrekbaar. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de betaling op 30 juni 2016 slechts een depotstorting was. X was het collegegeld namelijk pas verschuldigd na zijn definitieve inschrijving als student en die vond plaats nadat de verblijfsvergunning door de IND was afgegeven. De voldoening van het collegegeld heeft plaatsgevonden door verrekening in september 2016 toen X binnenlands belastingplichtig was. Het beroep van X is gegrond. De aftrek is € 14.750, zijnde € 15.000 minus het niet aftrekbare drempelbedrag van € 250. Dit moet de inspecteur vastleggen in de “beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek van 2016”.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.30

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 22 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

554

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen