Hof Den Haag oordeelt dat de heffing overeenkomstig de Wet rechtsherstel voor X nog steeds leidt tot buitenproportionele heffing die in strijd is met art. 1 EP in samenhang met art. 14 EVRM. Ongerealiseerde vermogenswinsten, waaronder niet gerealiseerde koerswinsten passen volgens het hof niet binnen de term 'werkelijk behaald rendement'. Het hof vermindert de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018.
X doet aangiften IB/PVV 2017 en 2018 met daarin box 3-rendementen die hoger zijn dan het werkelijk behaalde rendement. De inspecteur vermindert de box 3-heffing op grond van de Wet rechtsherstel box 3. X stelt dat ook na deze correctie de forfaitair berekende rendementen hoger zijn dan zijn werkelijk behaalde rendement. Rechtbank Den Haag stelt voorop dat onder werkelijk behaald rendement ook ongerealiseerde waardestijgingen kunnen worden begrepen. De rechtbank oordeelt dat eiser meer rente genoot dan op grond van het Besluit rechtsherstel door de inspecteur in aanmerking is genomen en vermindert de aanslagen niet.
Hof Den Haag oordeelt, in tegenstelling tot de rechtbank, dat ongerealiseerde vermogenswinsten niet binnen de term werkelijk behaald rendement passen die de Hoge Raad in het kerstarrest van 24 december 2021 gebruikt (V-N 2022/2.3). De heffing overeenkomstig de Wet rechtsherstel leidt voor X nog steeds tot een buitenproportionele heffing die in strijd is met art. 1 EP in samenhang met art. 14 EVRM. Het hof vermindert de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018 op basis van het werkelijk behaalde rendement. Het hoger beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:10
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 3 november
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Box 3