De Hoge Raad oordeelt dat de burgerlijke rechter de ontvanger slechts kan verplichten tot ambtshalve vermindering van betekeningskosten als de beschikking waarbij deze kosten in rekening zijn gebracht onmiskenbaar onjuist is.

Acht vennootschappen die een fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormen, voldoen niet tijdig een belastingschuld. De belastingdeurwaarder brengt acht keer betekeningskosten in rekening voor acht dwangbevelen die kort na elkaar op hetzelfde adres zijn betekend. De ontvanger wijst het verzoek tot ambtshalve vermindering van deze betekeningskosten af. Daarop vorderen drie vennootschappen (eiseressen) een verklaring voor recht dat de betekeningskosten lager moeten zijn. Hof Amsterdam oordeelt dat de burgerlijke rechter de ontvanger alleen tot vermindering kan verplichten als de beslissing om de kosten niet te verminderen, onmiskenbaar onjuist is (HR 8 juli 1993, NJ 1995, 73), hetgeen hier niet het geval is. Eiseressen vinden dat het hof een onjuiste en veel te strenge toets heeft aangelegd. De burgerlijke rechter moet volgens hen de concrete beslissing van de ontvanger toetsen aan de hand van de criteria van art. 75, par. 7, van de Leidraad invordering en doel en strekking hiervan.

De Hoge Raad oordeelt dat de burgerlijke rechter de ontvanger slechts kan verplichten tot ambtshalve vermindering van betekeningskosten als de beschikking waarbij deze kosten in rekening zijn gebracht onmiskenbaar onjuist is. Hoewel de civiele vordering strikt genomen betrekking heeft op de afwijzende beslissing van de ontvanger op het verzoek om ambtshalve vermindering houdt zij eveneens nauw verband met de oorspronkelijke beschikking van de belastingdeurwaarder waarbij de kosten in rekening zijn gebracht. De civiele rechter moet beoordelen of deze oorspronkelijke beschikkingen onmiskenbaar onjuist zijn en niet (zoals het hof heeft gedaan) of de beslissing van de ontvanger op het ambtshalve verzoek onmiskenbaar onjuist was. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld, maar kan toch niet tot cassatie leiden omdat de oorspronkelijke beschikkingen niet onmiskenbaar onjuist waren op het moment waarop zij werden gegeven. Art. 3 lid 1 Kir staat toe om in situaties als de onderhavige binnen een korte tijdspanne meermalen de maximale kosten in rekening te brengen. Toetsing aan het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel leidt niet tot een andere conclusie.

Lees ook het thema: Vereenvoudigd derdenbeslag

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Kostenwet invordering rijksbelastingen 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)

Editie: 17 mei

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen