Belanghebbende, X, krijgt een tip ter zake van de koop van een bedrijfspand. De vraagprijs van het pand bedraagt € 887.000. Op 20 juli 2006 koopt X het pand voor € 600.000 van H. Hij financiert de aankoop via een lening van zijn schoonvader, N. In november 2006 verkoopt X het pand voor € 810.000. In zijn IB-aangifte 2006 doet hij geen aangifte van de verkoopwinst van het pand. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2006 op aan X. Tevens legt hij een boete van € 48.849 (50%) op aan X. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er sprake is van ROW. Het resultaat dat X heeft behaald met de verkoop van het pand is belast in box 1. Volgens het hof wist N namelijk dat H bereid was om het pand ver onder de marktprijs te verkopen. Ook is het hof van mening dat X van meet af aan van plan was om het pand (met winst) te verkopen. Ook is de boete van 50% volgens het hof terecht opgelegd. X heeft de voorkennis van zijn schoonvader namelijk steeds gebagatelliseerd en hij wilde de identiteit van de tipgever eigenlijk niet prijs geven. Het gelijk is aan de inspecteur.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van X niet-ontvankelijk. De Hoge Raad stelt hierbij vast dat X pas na ontvangst van de brief waarin werd aangekondigd dat arrest zou worden gewezen, heeft gereageerd op het verzoek om een machtiging te overleggen. De Hoge Raad wijst er hierbij op dat geen machtiging hoeft te worden overgelegd als de gemachtigde advocaat is. Verder acht de Hoge Raad niet van belang dat de brief met het verzoek om een machtiging te overleggen door Z, die op hetzelfde adres als X kantoorruimte huurt, in ontvangst is genomen. Dat Z de brief niet aan X heeft overhandigd komt voor rekening van X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet bestuursrecht 6:6