De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep tegen de beslissing van de wrakingskamer ontvankelijk omdat sprake is van veronachtzaming van het beginsel van hoor en wederhoor.
In een echtscheidingszaak geeft de advocaat van de vrouw, verzoekster tot cassatie, zonder verdere toelichting aan dat hij iedere vrijdagmiddag verhinderd is. Het hof houdt echter geen rekening met deze vaste verhinderdagen in de planning van een zitting en wijst een uitstelverzoek van de vrouw af. Verzoekster heeft hierop de raadsheren, die de zaak behandelden, wegens de schijn van vooringenomenheid gewraakt. De wrakingskamer van Hof Amsterdam wijst het wrakingsverzoek af. Verzoekster komt in cassatie. Zij klaagt dat de wrakingskamer het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van aantekeningen op de rolarchiefkaart en haar beslissing mede daarop gebaseerd, zonder dat de vrouw gelegenheid heeft gehad van deze rolarchiefkaart kennis te nemen en zich daarover uit te laten.
Volgens de Hoge Raad heeft de wrakingskamer het recht op hoor en wederhoor geschonden. Daarom is verzoekster ontvankelijk in het cassatieberoep. De wrakingskamer heeft haar oordeel mede gebaseerd op de inhoud van de rolarchiefkaart. De voorzitter van de wrakingskamer heeft ter zitting de inhoud van de rolarchiefkaart deels weergegeven, maar heeft partijen de verzochte inzage in de kaart onthouden. De opgegeven reden dat het om een intern stuk gaat, is onvoldoende. Volgt verwijzing. Na verwijzing zal het wrakingsverzoek aan de hand van de maatstaven neergelegd in HR 25 september 2018, V-N 2018/53.23 opnieuw moeten worden beoordeeld.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Civiel recht algemeen
Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)
Editie: 8 januari