X is eigenaar van een chalet op een recreatiepark. De heffingsambtenaar van de gemeente Apeldoorn heeft de WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2010 vastgesteld op € 40.000. Rechtbank Zutphen verklaart het beroep ongegrond. In hoger beroep is in geschil of het chalet is aan te merken als een onroerende zaak en of, indien dat het geval is, bij het vaststellen van de waarde, de waarde van de opstal buiten beschouwing moet blijven op grond van het gelijkheidsbeginsel.
Hof Arnhem oordeelt dat het chalet naar aard en inrichting, blijkens de naar buiten kenbare bedoeling van de bouwer of degene die opdracht tot plaatsing heeft gegeven, is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. Het chalet is dus een onroerende zaak in de zin van art. 3:3 BW. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar een verkeerde uitleg geeft aan art. 16 onderdeel e Wet WOZ. In het geval van verhuur van grond door de parkeigenaar betrekt de heffingsambtenaar slechts de waarde van die grond in een aan de parkeigenaar af te geven WOZ-beschikking, zonder de waarde van de opstal. Degene die op grond van een huurafhankelijk recht van opstal een chalet op die grond heeft gebouwd, krijgt een beschikking voor de waarde van die opstal. Het hof acht aannemelijk dat dit beleid zonder de onjuiste rechtsopvatting achterwege zou zijn gebleven, zodat belastingplichtigen die niet tot die bepaalde groep behoren (zoals X, eigenaar van een stacaravanchalet dat op eigen grond staat), niet met vrucht een beroep kunnen doen op toepassing van het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem
Editie: 16 januari