X bv kan de vordering op haar deelneming niet afwaarderen. Volgens Hof Arnhem - Leeuwarden zijn er te veel onduidelijkheden over het verloop en de achtergrond van de vordering.

Belanghebbende, X bv, heeft een deelneming in C bv. Omdat X bv, ondanks een aanmaning daartoe, geen VPB-aangifte 2008 inlevert, legt de inspecteur (ambtshalve) een VPB-aanslag op naar een belastbaar bedrag van € 400.000. Bij de behandeling van het bezwaar van X bv tegen de aanslag, constateert de inspecteur dat in de inmiddels over 2009 ingediende aangifte voor het jaar 2008 een belastbaar bedrag van € 509.854 is opgenomen. De inspecteur wijst daarop het bezwaar af. X bv stelt vervolgens dat ten onrechte nog geen rekening is gehouden met de afwaardering van een vordering op C bv.

Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat nog rekening moet worden gehouden met de afwaardering van een vordering op een deelneming. Het hof overweegt daarbij dat de vergelijkende cijfers in de VPB-aangiften 2007 en 2008 met betrekking tot de VPB-schuld en de post "overige bedrijfskosten" niet overeenstemmen. Verder overweegt het hof dat er ook onduidelijkheden zijn ten aanzien van de afwaardering van de vordering. Het hof wijst er onder andere op dat het eigen vermogen van C bv ultimo 2008 € 180.239 bedroeg en de vordering van X bv € 418.103, zodat een volledige afwaardering van de vordering, zonder nadere toelichting, niet aan de orde is. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 18 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen