Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat een legataris geen erfgenaam is. Het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV van erflater is daarom niet-ontvankelijk. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Erflater overlijdt in 2017 en heeft bij testament zijn neven en een nicht tot erfgenamen benoemd. Ten aanzien van neef X is echter bepaald dat zijn erfdeel wordt omgezet in een legaat als hij op het moment van erflaters overlijden nog in leven is. Het legaat behelst alle vermogensbestanddelen van zijn akkerbouwbedrijf alsmede de woning met inboedel. X aanvaardt het legaat. In geschil is de aanslag IB/PVV 2016 van erflater die is gericht aan zijn ‘erven’. X maakt bezwaar tegen de aanslag en stelt dat een bedrijfsspaarrekening met een saldo van € 212.000 niet tot box 3, maar tot het ondernemingsvermogen behoort. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het bezwaar niet-ontvankelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2022/49.1.5) oordeelt dat X als legataris geen erfgenaam is. Een legaat is namelijk een uiterste wilsbeschikking, waarin de erflater aan een of meer personen een vorderingsrecht toekent ten laste van de erfgenamen. De erfgenamen stellen dat de bedrijfsspaarrekening niet tot het legaat behoort en betwisten dus de omvang van het legaat. Dit geschil kan niet door de belastingrechter worden beslecht. X zal zich tot de civiele rechter moeten wenden. X' beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Erfrecht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 juni