De civiele rechter wordt geacht voldoende geëquipeerd te zijn om ook in geschillen over de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) te beslissen op een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen of te beslissen of sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad. De civiele rechter biedt daarom doeltreffende rechtsbescherming. Dat schrijft staatssecretaris Van Rij aan de Tweede Kamer.

De Kamer had vragen gesteld over de brief van 8 februari 2023 (V-N 2023/10.22) over rechtsbescherming in dergelijke gevallen.

Een belanghebbende kan de civiele rechter verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen zodat de inlichtingen niet hoeven te worden overgelegd, of kan verzoeken de Belastingdienst een verbod op te leggen om de inlichtingen uit te wisselen met het buitenland. Als inlichtingen zijn uitgewisseld en dit achteraf onrechtmatig blijkt te zijn, kan bij de civiele rechter wegens onrechtmatige overheidsdaad een schadevergoeding worden geëist.

Verder komt Van Rij tot de conclusie dat het schrappen van art. 8 lid 6 WIB niet ertoe zou leiden dat wel bezwaar kan worden ingesteld tegen een (aankondiging van) een onderzoek, omdat de ABRvS heeft beslist dat een aankondiging van een onderzoek in voornoemde zin niet op enig rechtsgevolg als bedoeld in art. 1:3 Awb is gericht. De rechtmatigheid van een informatieverzoek kan door de rechter wel worden getoetst in een procedure tegen de belastingaanslag.

Wetsartikelen:

Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen 8

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 16 juni

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen