A-G Assink is van mening dat het hof bij de marginale toetsing terecht heeft meegewogen dat de betreffende BTW-schuld ontstond door de sale-and-lease-back-transactie van een aantal havenkranen, waarbij de ontvangen BTW bewust is gebruikt voor het voldoen van andere schulden.
X1 bv, Container Company Amsterdam bv, en X2 bv maken met vijf andere vennootschappen (vier bv's en een vof) deel uit van een fiscale eenheid die een BTW-schuld van € 1.010.215 niet tijdig heeft voldaan door met name een sale-and-lease-back-transactie van havenkranen. De ontvanger heeft daarom in 2013 aan elke vennootschap een afzonderlijk dwangbevel doen betekenen, waarbij steeds de maximale betekeningskosten in rekening zijn gebracht. De vennootschappen, die deze kosten niet bestuursrechtelijk hebben aangevochten, verzoeken in 2017 om de inmiddels betaalde kosten (8 x 11.393 = € 91.144) alsnog te matigen. Tegen de afwijzende ambtshalve beslissing komen zij thans op bij de burgerlijke rechter als restrechter (onrechtmatige daad). Volgens Hof Amsterdam is het verzoek terecht afgewezen. De civiele rechter kan de ontvanger alleen verplichten tot ambtshalve vermindering als de beslissing onmiskenbaar onjuist is (zie HR 8 juli 1993, 15.028, NJ 1995,73). In cassatie wordt onder meer gesteld dat de kosten binnen enkele minuten in rekening zijn gebracht, terwijl de echte kosten slechts een fractie ('enkele tientjes') zijn en dat het niet betalen van de schuld plaatsvond onder dwang van de Rabobank.
Advocaat-Generaal Assink is van mening dat het hof bij de marginale toetsing terecht heeft meegewogen dat de betreffende schuld ontstond door de verkoop van een aantal kranen, waarbij de ontvangen BTW (€ 832.000) bewust is gebruikt voor het voldoen van andere schulden. Het staat voorts niet vast dat dit is gebeurd onder dwang van de Rabobank om de door die bank aangestelde bestuurders/adviseurs te betalen. Er is dus niet aangetoond dat het feitelijk onmogelijk was de BTW-verplichtingen tijdig na te komen en dat de invordering van de vervolgingskosten onredelijk en onbillijk is. De conclusie strekt tot ongegrondverklaring van het beroep.
Wetsartikelen:
Kostenwet invordering rijksbelastingen 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 25 oktober