Aan belanghebbende, X, zijn (navorderings)aanslagen IB/PVV en vermogensbelasting opgelegd en boetebeschikkingen in verband met een bankrekening bij KB-Lux. De belastingkamer van Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X houder is geweest van een bankrekening bij KB-Lux. De Staat dagvaardt X in een kort geding voor de voorzieningenrechter van Rechtbank Noord-Holland om het verloop van de buitenlandse bankrekeningen te geven. De rechtbank wijst de vordering toe, maar in hoger beroep draait Hof Amsterdam deze beslissing terug. Dit omdat de belastingrechter nog niet onherroepelijk had geoordeeld over de juistheid van de identificatie van X als rekeninghouder bij KB-Lux.
Advocaat-generaal Wattel overweegt in een civiele cassatieprocedure dat de civiele voorzieningenrechter zijn uitspraak dient af te stemmen op het oordeel van de fiscale (bodem)rechter. In dit geval had de belastingrechter al een oordeel gegeven over de identificatie van X als rekeninghouder bij KB-Lux. De civiele kamer van Hof Amsterdam had zijn arrest volgens de A-G moeten afstemmen op dat oordeel. Het hof had nog slechts moeten onderzoeken of (I) de uitspraak van de belastingrechter op een misslag berustte, dan wel (II) na die uitspraak de omstandigheden zodanig waren gewijzigd dat die bodemrechter, zo hij die wijziging zou hebben kunnen voorzien, tot een ander oordeel zou zijn gekomen. De A-G adviseert de Hoge Raad het arrest van Hof Amsterdam te vernietigen en de zaak te verwijzen naar een ander hof.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Civiel recht algemeen
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 9 februari