De civiele kamer van Hof Amsterdam wijst de vordering van verhuurder tot betaling van de huurder van omzetbelasting over de huurprijs in het verleden af.

Belanghebbende, X, is verhuurder van een bedrijfsruimte. X verhuurt de ruimte jarenlang aan de huurder zonder over de huurprijs omzetbelasting in rekening te brengen. In de huurovereenkomst zijn partijen echter overeengekomen dat wel btw wordt berekend. X vordert bij de civiele rechter dat de huurder alsnog omzetbelasting betaalt over de huurprijs vanaf 1 januari 2015.

De civiele kamer van Hof Amsterdam wijst de vordering van verhuurder tot betaling van de huurder van omzetbelasting over de huurprijs in het verleden af. Het hof overweegt dat voor de heffing van btw over de huur geen enkele fiscale grondslag bestaat. Weliswaar is bij aanvang van het huurcontract in 1985 de keuze gemaakt voor btw-belaste huur, maar X heeft nooit bij de Belastingdienst een verzoek ingediend om btw in rekening te kunnen brengen. Het hof wijst er ook op dat de huurder niet met terugwerkende kracht de btw zou kunnen verrekenen. Het hof merkt nog op dat partijen alsnog in de praktijk invulling kunnen geven aan een met btw-belaste verhuur. Het hof wijst de vordering tot betaling van vervallen btw-bedragen af.

Lees ook het thema Onroerend goed: vrijgesteld van btw of toch belast?

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 25 augustus

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen