Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat de betaling van het collegegeld een voorwaarde is voor de inschrijving aan de universiteit, en die inschrijving is vereist voor het aanvragen van een verblijfsvergunning. De betaling van het collegegeld in april 2015 moet worden aangemerkt als depotstorting.

X woont in India en betaalt in april 2015 collegegeld aan een universiteit voor het volgen van een masterstudie. Voor het indienen van de aanvraag van de verblijfsvergunning moet X het collegegeld en een bedrag voor levensonderhoud overmaken. Vanaf 19 augustus 2015 staat X in Nederland ingeschreven. In zijn aangifte IB/PVV 2015 trekt hij een bedrag van € 13.310 af aan scholingskosten, maar de inspecteur accepteert deze aftrek niet. In geschil is of de scholingsuitgaven zijn betaald gedurende de periode dat X binnenlands belastingplichtig is.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de betaling door X in april 2015 als een depotstorting moet worden aangemerkt. Het collegegeld is pas verschuldigd door X op het moment van de definitieve inschrijving, en die vindt plaats nadat de verblijfsvergunning door de IND is afgegeven. De voldoening van het collegegeld vindt door verrekening plaats op 11 september 2015. Het hoger beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.40

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 23 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

395

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen