De doorstootverplichting in de lucratiefbelangregeling kan volgens Staatssecretaris Van Rij van Financiën niet samengaan met de optionele partiële buitenlandse belastingplicht. Dat antwoordt Van Rij op Kamervragen van de leden Maatoug en Stultiens (beiden Groen-Links-PvdA) over partiële buitenlandse belastingplicht en de lucratiefbelangregeling.

De samenloop tussen beide regelingen kan er volgens van Rij niet toe leiden dat geen belastingheffing plaatsvindt terzake van het lucratieve belang. Daarom heeft de Belastingdienst hoger beroep aangetekend tegen de andersluidende oordelen van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:60, V-N Vandaag 2024/347 en Rechtbank Noord-Holland van 19 maart 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3177, V-N Vandaag 2024/804.

Vanaf 2025 is de partiële buitenlandse belastingplicht voor nieuw ingekomen werknemers, die gebruikmaken van de 30%-regeling, afgeschaft zodat er voor die belastingplichtigen ook geen mogelijkheid meer is om dit standpunt in te nemen. Hierbij geldt wel overgangsrecht voor een periode van twee jaar. Vanaf 2027 kan hier in ieder geval geen discussie meer over bestaan.

In de antwoorden gaat Van Rij onder andere ook nog uitgebreid in op vragen over de regeling voor vergoeding van extraterritoriale kosten en de 30%-regeling, en op vragen over de belastingdruk op inkomen uit arbeid en inkomen uit kapitaal.

Lees ook de thema's De 30%-regeling en Lucratief belang

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 7.5

Wet inkomstenbelasting 2001 2.6

Wet inkomstenbelasting 2001 3.95b

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 3 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

591

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen