Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het commissariaat van IO bij stichting Y geen zelfstandige economische activiteit vormt. Daarbij is niet van belang dat IO op geen enkele wijze hiërarchisch ondergeschikt is ten aanzien van het bestuursorgaan of de RvC van de stichting.
Belanghebbende, IO, werkt in dienstbetrekking als gemeenteambtenaar, en is tevens lid van de Raad van Commissarissen (RvC) van stichting Y. Naast dit commissariaat heeft IO geen andere nevenfuncties. In geschil is of IO btw-ondernemer is voor zijn werkzaamheden als commissaris van Y. IO is van mening dat hij deze economische activiteit niet zelfstandig verricht, en dus niet belastingplichtig is. Hof ’s-Hertogenbosch stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het commissariaat van IO bij stichting Y geen zelfstandige economische activiteit vormt. Daarbij is volgens het Hof van Justitie EU niet van belang dat IO, wat de uitoefening van zijn werkzaamheden als lid van de RvC betreft, op geen enkele wijze hiërarchisch ondergeschikt is ten aanzien van het bestuursorgaan of de RvC van de stichting. Volgens het Hof van Justitie EU handelt IO namelijk noch in eigen naam, noch voor eigen rekening, noch onder zijn eigen verantwoordelijkheid, maar handelt hij voor rekening en onder de verantwoordelijkheid van de RvC. Verder acht het Hof van Justitie EU ook van belang dat X geen economisch bedrijfsrisico draagt, aangezien hij een vaste vergoeding ontvangt die niet afhankelijk is van zijn deelname aan vergaderingen of van zijn feitelijk gewerkte uren.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 14 juni
Focus: Focus