Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat bij de rechtbank geen rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. Uit het proces-verbaal van de zitting is namelijk niet af te leiden dat X zonder enig voorbehoud het aanbod van de inspecteur heeft aanvaard. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
X claimt in zijn IB-aangifte aftrek van specifieke zorgkosten en verrekening van dividendbelasting. De aftrek wordt voor het grootste deel gecorrigeerd, maar de verrekening wordt wel toegestaan. Op de zitting bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is volgens de inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten, inhoudende dat zijn aanbod – om uit pragmatische redenen € 665 extra aftrek toe te staan en onherroepelijke afwijzing van de overige geschilpunten – door X is aanvaard.
Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2021/17.24.33) oordeelt dat bij de rechtbank geen rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. Uit het proces-verbaal van de zitting is namelijk niet af te leiden dat X zonder enig voorbehoud het aanbod van de inspecteur heeft aanvaard. De extra aftrek van € 665 blijft wel in stand, omdat de inspecteur geen (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De ''en/of” bank- en beleggingsrekeningen die X samen met zijn moeder bezit, zijn terecht voor 50% bij hem in aanmerking genomen. X en zijn moeder zijn namelijk geen fiscale partners van elkaar. X overlegt ook vergeefs een verklaring van zijn moeder dat het saldo van € 272.730 alleen aan haar moet worden toegerekend. X heeft wel recht op verrekening van € 39 extra dividendbelasting. Het hoger beroep van X is slechts in zoverre gegrond. X gaat in cassatie, maar motiveert het beroep niet digitaal. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:110
Algemene wet bestuursrecht 8:61
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 8 december