Hof Amsterdam ziet geen aanleiding voor een hogere proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase in een parkeerbelastingzaak. De conclusie van A-G Koopman 1 maart 2024, ECLI:NL:PHR:2024:235, V-N 2024/15.20 biedt hiervoor geen aanknopingspunten.
X is het niet eens met een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar ongegrond, waarna X in beroep gaat. Rechtbank Amsterdam vernietigt de aanslag en veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van de bezwaarfase van € 296. In hoger beroep is alleen nog de proceskostenvergoeding in beroep in geschil. De gemachtigde van X geeft aan dat hij bereid is het hoger beroep in te trekken op voorwaarde dat voor de proceshandelingen in de bezwaarfase € 624 per procespunt wordt toegekend.
Hof Amsterdam ziet geen aanleiding voor een hogere proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase in een parkeerbelastingzaak. De conclusie van A-G Koopman 1 maart 2024, ECLI:NL:PHR:2024:235, V-N 2024/15.20 biedt hiervoor geen aanknopingspunten. De vergoeding blijft ongewijzigd. Het hoger beroep van X is wel gegrond omdat de rechtbank ten onrechte niet heeft beslist over de proceskostenvergoeding in beroep. Het hof kent die alsnog toe en houdt rekening met een wegingsfactor van 0,5. Voor hoger beroep krijgt X een proceskostenvergoeding op basis van een wegingsfactor van 0,25.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Instantie: Hof Amsterdam
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 5 juni
Informatiesoort: VN Vandaag