Edward Cussens, John Jennings en Vincent Kingston bouwen vijftien vakantiehuizen. Zij verhuren de huizen voor een periode van twintig jaar en één maand aan een met hen verbonden onderneming. Hierdoor is er sprake van een eerste vervreemding van onroerend goed, en wordt btw geheven over de gekapitaliseerde waarde van de huur. Een maand later wordt de huurovereenkomst beëindigd, waarna de huizen door Cussens c.s. aan derden worden verkocht. Volgens de Ierse Belastingdienst is er echter sprake van een constructie, en moet btw worden geheven over de latere verkopen. De Ierse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Advocaat-generaal Bobek concludeert dat behandeling van de langlopende huurovereenkomst als een ‘levering voor eerste ingebruikneming' in casu in strijd is met het doel van de Zesde btw-richtlijn. De A-G acht daarbij van belang dat er sprake is van een langlopende huurovereenkomst tussen verbonden partijen die zeer snel na de sluiting ervan, en zonder dat van het betrokken onroerend goed gebruik is gemaakt, wordt opgezegd.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 8 september