Belanghebbende, X, is betrokken bij een aantal vastgoeddeals. In de correspondentie en op de facturen gebruikt X de naam van G bv. Uit een onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat de aandelen van G bv in handen zijn van een zakenrelatie van X en dat X in de jaren '90 voor € 375.000 een vordering op G bv heeft verkregen van € 11 mln. Het compensabele verlies van G bv bedraagt € 7,8 mln. De bedragen die X met zijn vastgoeddeals heeft gefactureerd zijn als winst van G bv verantwoord. Verder heeft G bv de door X ontvangen betalingen volledig als aflossing van de schuldvordering van X aangemerkt. Naar aanleiding van het onderzoek legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag op, waarbij hij de gefactureerde bedragen als ROW aanmerkt.
Hof Arnhem-Leeuwarden ( MK III, 22 januari 2013, 12/00150, V-N Vandaag 2013/341) oordeelt dat de inspecteur de door X genoten inkomsten terecht als ROW aanmerkt. Hieraan doet volgens het hof niet af dat G bv het met de werkzaamheden behaalde resultaat als winst in haar administratie heeft verantwoord en het als aflossing op de schuldvordering heeft verwerkt. Volgens het hof maakt de inspecteur namelijk aannemelijk dat aan deze boekhoudkundige verwerking elke realiteit ontbreekt. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.94