Rechtbank Den Haag oordeelt dat voor de vaststelling van een immateriëleschadevergoeding de gebruikelijke redelijke behandeltermijn van twee jaar wegens coronamaatregelen te kort is. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.

X komt tevergeefs in bezwaar tegen een WOZ-beschikking. X komt in beroep en doet daarbij tevens een verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens de overschrijding van de redelijke behandeltermijn.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat voor de vaststelling van een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn de gebruikelijke behandeltermijn van twee jaar te kort is. De rechtbank stelt vast dat afgeweken kan worden van de vuistregels van de Hoge Raad vanwege coronamaatregelen rond zittingen. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 8 september

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen