Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde van een productieruimte aannemelijk maakt. De coronapandemie vormt geen negatief effect, omdat die op 1 januari 2019 nog niet bestond.
X is gebruiker en huurder van een productieruimte. In geschil is de WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2019. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde vast op € 610.000. X komt in beroep en staat een waarde voor van € 435.000.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het eigen huurcijfer niet bruikbaar is. De heffingsambtenaar maakt aannemelijk dat de eigen huurprijs niet op de vrije markt tot stand is gekomen, ver voor de waardepeildatum in 2016. De door de heffingsambtenaar gebruikte huurreferenties zijn voldoende vergelijkbaar, zodat de heffingsambtenaar niet van een te hoge brutohuurwaarde is uitgegaan. De betwisting door X met advertenties van bedrijfspanden die rond oktober 2021 te huur of te koop staan, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De heffingsambtenaar maakt ook de kapitalisatiefactor aannemelijk, met een bottom-up berekening en een berekening aan de hand van marktgegevens. De stelling van X dat de coronapandemie heeft geleid tot een sterke daling van de verkoopprijzen die voor het bedrijfsobject en daarmee vergelijkbare panden kunnen worden behaald faalt, alleen al omdat op de waardepeildatum (1 januari 2019) van een coronapandemie nog geen sprake was.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Dossiers: Corona
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 4 januari