X is volgens de inspecteur een fiscale eenheid en bestaat uit BV 1 en A BV. Alle aandelen worden gehouden door A BV. A is enig aandeelhouder van A BV. De inspecteur legt naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboeten op aan X over 2012 tot en met 2016 voor het aangeven van te weinig omzet. BV 1 koopt en verkoopt meerdere auto’s, die door A en zijn echtgenote zakelijk en privé worden gebruikt. De inspecteur stelt dat BV 1 de omzetbelasting bij inruil ten onrechte niet aangeeft, de voorbelasting bij aankoop onjuist berekent, de auto’s die door de echtgenote zijn gebruikt onterecht als zakelijk aanmerkt en de omzetbelasting over het privégebruik onjuist berekent. Verder wordt te weinig omzet aangegeven met betrekking tot facturen aan opdrachtgevers. X gaat in beroep en stelt verder geen fiscale eenheid te zijn.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur X terecht als fiscale eenheid aanmerkt. X overlegt geen stukken waaruit blijkt dat de naheffingsaanslagen onterecht zijn. Wel vindt de rechtbank dat de 3 auto’s die door de echtgenote worden gebruikt, om zakelijke redenen door BV 1 zijn aangeschaft. De rechtbank herrekent daarom de naheffingsaanslag. Het beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 28 oktober