In 2018 bezit X 100% van de aandelen in X BV en is als directeur in dienstbetrekking bij deze vennootschap. X BV stelt twee auto’s, een Audi R8 Coupe en een Bentley Bentayga, ter beschikking aan X. In de loonaangifte 2018 van X BV en de aangifte IB/PVV 2018 van X is geen bijtelling voor privégebruik van de auto’s opgenomen. De inspecteur verzoekt X om de rittenregistraties van de auto’s over 2018 te overleggen. X legt de rittenregistraties van beide auto’s over, maar de inspecteur beoordeelt deze als onvolledig. De inspecteur corrigeert het privégebruik van de auto’s en legt een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen op naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 205.749, inclusief belastingrente van € 8.945.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de rittenregistraties van de Audi en de Bentley niet sluitend zijn en dat de correcties voor privégebruik terecht zijn vastgesteld. Op de overgelegde rittenadministratie van de Audi vermeldt X alleen welke ritten voor privédoeleinden zijn gereden. Van de overige ritten is, anders dan bij de rittenadministratie van de Bentley, geen informatie verstrekt met betrekking tot het zakelijke karakter hiervan. Voor de Bentley komt de kilometerstand op een factuur niet overeen met de rittenregistratie en de verklaring van X hierover acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank verwerpt de rittenregistraties en concludeert dat X niet overtuigend aantoont dat de auto’s in 2018 voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden zijn gebruikt. Het beroep van X is ongegrond verklaard.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 3.13
Wet op de loonbelasting 1964 13bis
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Loonbelasting
Editie: 23 januari
Informatiesoort: VN Vandaag