Belanghebbende, X, was in de jaren 2006 en 2007 in dienstbetrekking werkzaam bij H bv. Deze bv stelde aan X in die jaren een BMW ter beschikking met een cataloguswaarde van € 192.937. In de aangiften loonheffing heeft de bv over de jaren 2006 en 2007 geen bijtelling voor privégebruik van de auto toegepast. In het door X in zijn aangifte vermelde loon is geen bijtelling voor privégebruik aangegeven. Naar aanleiding van een boekenonderzoek corrigeert de inspecteur de ingediende aangiften ib/pvv 2006 en 2007 en stelt dat er ten onrechte geen bijtelling vanwege het privégebruik van de auto heeft plaatsgevonden. Ook wordt het inkomen uit aanmerkelijk belang voor het jaar 2006 verhoogd. Volgens de inspecteur heeft er namelijk een winstuitdeling plaatsgevonden van I bv aan X. De rechtbank verklaart het beroep van X alleen gegrond omdat de bijtelling voor privégebruik te hoog is vastgesteld. Volgens de rechtbank moet 22% in plaats van 25% van de cataloguswaarde worden bijgeteld. X komt in hoger beroep. In navolging van de rechtbank beslist het Hof Arnhem-Leeuwarden dat X niet heeft aangetoond dat hij de door zijn werkgever ter beschikking gestelde personenauto voor niet meer dan 500 km voor privédoeleinden heeft gebruikt. Het hoger beroep is in die zin ongegrond. Het hoger beroep tegen de aanslag ib/pvv 2006 is wel gegrond. De inspecteur heeft op de zitting van het hof zijn standpunt laten vallen dat X dat jaar een winstuitdeling van I bv heeft genoten.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Wet op de loonbelasting 1964 13bis
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 23 september