Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de IB-aanslag gezien de niet aangegeven inkomsten niet te hoog is vastgesteld. De inspecteur baseert de correcties op een proces-verbaal van de politie.
Begin 2019 wordt X aangehouden op verdenking van valsheid in geschrifte, oplichting en witwassen. Aan de hand van de door de politie verstrekte informatie verhoogt de inspecteur het verzamelinkomen van X met € 137.720. X is het hier niet mee eens, maar betwist niet dat de vereiste aangifte niet is ingediend. In geschil is of de aanslagen IB/PVV en Zvw naar de juiste hoogte zijn opgelegd en of de boetebeschikking terecht en niet naar een te hoog bedrag is opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de IB-aanslag gezien de niet aangegeven inkomsten niet te hoog is vastgesteld. Er is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast omdat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De inspecteur baseert de correcties op een proces-verbaal van de politie. De in het proces-verbaal opgenomen bedragen zijn onderbouwd met concrete facturen en verklaringen van de bij de betreffende transactie betrokken partijen en zijn daarom naar het oordeel van de rechtbank een redelijke schatting. X doet niet aan de hand van stukken blijken dat de aanslagen naar een te hoog bedrag zijn vastgesteld. Ook de opgelegde boeten blijven in stand aangezien de aangifte IB/PVV 2028 door X niet is ingediend binnen de in de aanmaning gestelde termijn. X' beroep is ongegrond.
Lees ook het thema De aangifteverplichting in de AWR.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 9
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 21 februari
Informatiesoort: VN Vandaag