Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. In 2010 koopt hij samen met zijn echtgenote voor € 375.000 een recreatiewoning voor de verhuur. De verhuur geschiedt via een bemiddelingsbureau. Vanaf 2010 verantwoordt X het resultaat uit hoofde van de recreatiewoning in zijn IB-aangiften onder de in box 1 opgenomen TBS-regeling. Naar aanleiding van de IB-aangifte 2011 met een negatief TBS-resultaat in verband met de recreatiewoning, start een correspondentie met de inspecteur, die de aanslag uiteindelijk conform de aangifte afwikkelt. In 2016 verkoopt X de woning voor € 242.000. De inspecteur accepteert het negatieve TBS-resultaat van € 151.000 in de IB-aangifte 2016 niet. Hij rekent de recreatiewoning tot het box 3-vermogen van X.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de recreatiewoning terecht tot het box 3-vermogen van X heeft gerekend. Het negatieve TBS-resultaat ter zake van de recreatiewoning is terecht gecorrigeerd. Het hof acht van belang dat het bemiddelingsbureau de van de huurders ontvangen huurpenningen op de privébankrekening van X heeft gestort. Verder staat op alle boekingen dat de vrouw van X, die niet voor A bv werkt, de verhuurder is. Dit blijkt ook uit de bemiddelingsovereenkomst. Er is geen sprake van een terbeschikkingstelling van de recreatiewoning in de zin van art. 3.92 lid 1 Wet IB 2001 aan A bv. De door X genoemde boekhoudkundige verwerking is daartoe niet voldoende. Verder verwerpt het hof ook het beroep van X op het vertrouwensbeginsel. De inspecteur heeft weliswaar de aangiften gevolgd, na de uitleg van X, maar hij heeft bij de IB-aanslagregeling 2011 geen kennis genomen van de door X en zijn vrouw gesloten bemiddelingsovereenkomst. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 25 januari