De vrijstelling in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) is in veel gevallen niet nodig. Bij circa driekwart van de overdrachten zijn er bij de erflaters, schenkers of verkrijgers voldoende vrije financiële middelen aanwezig om de belasting direct te betalen. In andere gevallen is een (ruime) betalingsregeling een goedkoper instrument om de continuïteit te borgen dan een vrijstelling. Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in een evaluatie die is uitgevoerd op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Financiën.

De BOR bestaat naast de vrijstelling ook uit een waarderingsfaciliteit. Het CPB concludeert dat de waarderingsfaciliteit goed past bij het doel van continuïteit. Het zorgt ervoor dat de belastingheffing beter aansluit bij de waarde die de verkrijger daadwerkelijk aan de onderneming ontleent en voorkomt dat de belastingheffing een prikkel geeft om relatief laag-renderende ondernemingen te beëindigen.

De doorschuifregelingen, waarbij de heffing van inkomstenbelasting wordt doorgeschoven naar de nieuwe eigenaar en naar een later moment, zijn volgens het CPB doeltreffend, maar de noodzakelijkheid kan niet kwantitatief worden onderzocht. Het CPB adviseert om het gebruik van de doorschuifregelingen beter te registreren, zodat er een beter zicht komt op de omvang van ondernemingsvermogens en de belastingclaim die er nog op rust.

Lees ook het thema: De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.63

Successiewet 1956 35b

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Editie: 31 mei

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen