X bv draagt over het tijdvak 1 maart - 31 maart 2013 € 6 mln aan loonheffingen af. In dit bedrag is € 926.179 aan pseudo-eindheffing hoog loon (crisisheffing) begrepen. X bv is van mening dat er sprake is van een individuele en buitensporige last, omdat er is sprake van aanhoudende verliezen, waardoor het eigen vermogen steeds verder is gedaald, en X bv genoodzaakt was om honderden medewerkers te ontslaan. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen sprake is van een individuele buitensporige last. De crisisheffing van € 926.179 bedraagt namelijk minder dan 1% van de totale loonsom van X bv over 2012.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat ten aanzien van de crisisheffing is voldaan aan de eis van ‘lawfulness'. De crisisheffing heeft namelijk een voldoende basis in de Wet LB 1964, zij is voldoende toegankelijk, precies en voorzienbaar in de uitoefening: de crisisheffing kan niet als willekeurig worden aangemerkt. Het hof verwijst hierbij naar de arresten van de Hoge Raad van 29 januari 2016, nr. 15/03090 (V-N 2016/7.18, TaxVisions editie 5 februari 2016) en 15/00340 (V-N 2016/7.17, TaxVisions editie 5 februari 2016). Ook is er volgens het hof geen sprake van een individuele en buitensporige last. Dat er in absolute zin sprake is van een hoog belastingbedrag is niet voldoende. Van belang is volgens het hof dat de crisisheffing minder dan 1% van de loonsom van X bv uitmaakt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 32bd