Belanghebbende, X bv, maakt deel uit van een fiscale eenheid voor de VPB. Zij komt in geweer tegen de pseudo-eindheffing hoog loon die bij haar over maart 2013 is nageheven. De fiscale eenheid heeft in totaal € 1.166.515 aan deze crisisheffing betaald. Volgens Rechtbank Den Haag is geen sprake van een ontoelaatbare aantasting van het eigendomsrecht zoals geformuleerd in art. 1 Eerste Protocol EVRM. Ondanks de terugwerkende kracht is de wetgever gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid. In hoger beroep is na de arresten HR 29 januari 2016, nr. 15/00340, V-N 2016/7.17, en nr. 15/03090, V-N 2016/7.18 uitsluitend nog in geschil of in casu sprake is van een individuele buitensporige last.
Hof Den Haag (MK I, 20 juli 2016, BK-14/01663 t/m BK-14/01675, V-N 2016/53.1.3) oordeelt dat niet aannemelijk is gemaakt dat de fiscale eenheid door de heffing structureel verliesgevend is geworden of door de invoering anderszins onevenredig zwaar is getroffen. De heffing maakt slechts een klein deel uit van de totale loonsom over 2013. De totale personeelskosten waren namelijk € 466.600.302. Er is sprake van een 'fair balance' tussen het algemeen belang en de bescherming van de individuele rechten. Het maakt niet uit dat bij het opstellen van begrotingen, kostprijsberekeningen en dergelijke geen rekening kon worden gehouden met de crisisheffing, net zo min als de omstandigheid dat aan de crisisheffing een vorm van terugwerkende kracht is toegekend. De hoger beroepen zijn ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 32bd
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 25 april