Hof Den Haag oordeelt dat de terugwerkende kracht van de crisisheffing niet in strijd is met art. 1 Eerste Protocol EVRM. Volgens het hof bestaat er namelijk een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de door de wetgever gekozen aanpak. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X bv draagt over het tijdvak maart 2013 op aangifte € 918.350 af aan pseudo-eindheffing hoog loon (crisisheffing). In geschil is of de terugwerkende kracht van de crisisheffing in strijd is met art. 1 Eerste Protocol EVRM.

Hof Den Haag (MK I, 22 juli 2015, BK-14/01637, V-N 2015/55.2.4) oordeelt dat de terugwerkende kracht van de crisisheffing niet in strijd is met art. 1 Eerste Protocol EVRM. Volgens het hof bestaat er namelijk een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de door de wetgever gekozen aanpak. Het hof wijst er hierbij op dat de wetgever de opbrengsten in 2013 wilde gebruiken om het nationale begrotingstekort terug te dringen, na aansporing door de Europese Commissie. Als er voor was gekozen om het belastbaar loon over het kalenderjaar 2013 als grondslag voor de berekening van de crisisheffing te gebruiken, dan hadden de werkgevers de ter zake verschuldigde LB pas in 2014 op aangifte kunnen afdragen. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO). Lees ook het thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26

Wet op de loonbelasting 1964 32bd

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 25 maart

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen