De Hoge Raad oordeelt dat X bv pseudo-eindheffing hoog loon is verschuldigd in verband met de toekenning door haar aandeelhouders van het pakket aandelen aan een groep van managers. De aandelentoekenning kan op een lijn worden gesteld met een toekenning in opdracht van en voor rekening van X bv.
In verband met de voorgenomen beursgang van X bv, kennen haar aandeelhouders (o.a. twee private equity fondsen) in 2012 een additioneel pakket aandelen met een waarde van € 20 mln toe aan een groep van managers. De toekenning geschiedt via M LLC, een vehikel van de twee private equity fondsen. De feitelijke levering wordt uitgesteld tot na de beursgang van X bv. X bv en de inspecteur sluiten vervolgens een VSO ter zake van de aandelentoekenning. X bv draagt daarop, conform de VSO, en onder toepassing van art. 20a Wet LB 1964, LB af ter zake van de aandelentoekenning in mei 2012. Op 16 mei 2017 legt de inspecteur een naheffingsaanslag loonheffing van € 2,9 mln op aan X bv ter zake van de aandelentoekenning (pseudo-eindheffing hoog loon/crisisheffing). X bv is het hier niet mee eens, omdat zij niet inhoudingsplichtig is voor wat betreft de aandelentoekenning. Volgens haar is er sprake van loon van derden. Hof Arnhem-Leeuwarden stelt de inspecteur in het gelijk en oordeelt dat het voordeel uit de aandelentoekenning geen loon van derden is, maar ‘eigen’ loon, waarvoor X bv inhoudingsplichtig is. Volgens het hof is M namelijk ‘een andere concernmaatschappij’ in de zin van het arrest van de Hoge Raad van 1 november 2000, 361 (V-N 2000/52.31) en is niet in geschil dat de aandelen zijn toegekend met medeweten van X bv. X bv gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat X bv pseudo-eindheffing hoog loon is verschuldigd in verband met de toekenning door haar aandeelhouders van het pakket aandelen aan een groep van managers. Bij de beoordeling van het verband tussen M LLC en X bv heeft het hof terecht rekening gehouden met het feit dat de twee private equity fondsen gezamenlijk M LLC hebben opgericht om het management van X bv in de structuur te laten participeren. Het hof heeft er ook terecht rekening mee gehouden dat de fondsen gezamenlijk alle aandelen in M LLC houden en dat zij tezamen (indirect) een belang van 72,6% hebben in X bv. Ook het oordeel van het hof dat de aandelentoekenning op een lijn kan worden gesteld met een toekenning in opdracht van en voor rekening van X bv, is correct. Dat niet is voldaan aan de voorwaarden van art. 2:24a BW en art. 2:24b BW, is niet van belang. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van X bv ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 32bd
Wet op de loonbelasting 1964 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Employee benefits, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 17 januari
Carrousel: Carrousel