Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat X voor zijn paardenfokkerij aanspraak kan maken op de cultuurgrondvrijstelling. 

X is eigenaar van een woning met een paardenfokkerij gelegen in de gemeente Weststellingwerf. X is een fokker van kwaliteitspaarden. In geschil is of de grond van de paardenfokkerij buiten beschouwing moet blijven bij het bepalen van de WOZ-waarde als ‘ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond'. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat de paardenfokkerij niet kwalificeert als landbouwbedrijf voor de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling van de Wet WOZ. Van landbouw is bij paardenfokkerijen sprake wanneer de paarden worden gehouden voor consumptie door de consument (HR 26 augustus 1998, nr. 32.598, BNB 1999/47). In het geval van X wordt slechts incidenteel een paard geslacht (bijvoorbeeld een gewond paard of een ‘slecht product') en is van landbouw dus geen sprake. Ook bij het opfokken van paarden kan sprake zijn van landbouw (HR 29 april 2005, nr. 39.781, BNB 2005/209) maar hiermee houdt X zich niet bezig.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat X voor zijn paardenfokkerij aanspraak kan maken op de cultuurgrondvrijstelling. Het hof overweegt dat de feiten in deze zaak (nagenoeg) identiek zijn aan die in de zaak die heeft geleid tot HR 14 november 2014, nr. 13/03180, V-N 2014/61.23. Onder verwijzing naar dit arrest verklaart het hof het hoger beroep van X gegrond. Het hof verwerpt de stelling van de heffingsambtenaar dat X het weiland niet bedrijfsmatig exploiteert. De heffingsambtenaar heeft in eerste aanleg immers dit verweer ondubbelzinnig en uitdrukkelijk prijsgegeven.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2-1-a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 4 september

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen