Advocaat-generaal IJzerman oordeelt dat de cultuurgrondvrijstelling van toepassing is op weilanden die in gebruik zijn in de paardenfokkerij van X. De kernvraag of het houden en fokken van pony's alsmede het maaien van de weilanden ten behoeve van het (bij)voeren van de pony's aangemerkt kan worden als landbouw, beantwoordt de A-G bevestigend. 

Belanghebbende, X, exploiteert een fokbedrijf van Welsh pony's. Op het bedrijf zijn fokmerries en fokhengsten aanwezig, alsmede veulens. Opgefokte veulens worden vooral verkocht aan andere fokkerijen van Welsh pony's, die deze doorverkopen aan personen die Welsh pony's als hobbydieren houden. De pony's rouleren over de weilanden zodat altijd een gedeelte van deze weilanden braak ligt om het gras te laten groeien, terwijl andere delen worden begraasd door pony's. De opbrengst van het maaien van de weilanden wordt gebruikt voor het bijvoeren van de pony's. In geschil is of bij de WOZ-waardering de weilanden vallen onder de vrijstelling voor ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond.

Advocaat-generaal IJzerman oordeelt dat de cultuurgrondvrijstelling van toepassing is op weilanden die in gebruik zijn in de paardenfokkerij van X. De kernvraag of het houden en fokken van pony's alsmede het maaien van de weilanden ten behoeve van het (bij)voeren van de pony's aangemerkt kan worden als landbouw, beantwoordt de A-G bevestigend. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bij de uitleg van het begrip ‘landbouw' in de cultuurgrondvrijstelling niet zonder meer mag worden aangesloten bij de uitleg van dat begrip in het kader van de landbouwvrijstelling en de in dat kader gewezen jurisprudentie. Het hof heeft vastgesteld dat niet in geschil is dat er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie van de weilanden en heeft, volgens de A-G terecht, beslist dat het maaien van weilanden om hooi (als veevoer) te verkrijgen eveneens landbouw (weidebouw) is in de zin van art. 7:312 BW. De A-G merkt op dat art. 7:312 BW en art. 1, lid 1, onder b, (oud) Pachtwet, uitgaan van een ruime omschrijving van het begrip ‘landbouw', die ook het fokken van dieren zoals paarden en het houden van pluimvee omvat. Onder veehouderij is mede te begrijpen het houden van paarden uitsluitend om ermee te fokken. Volgens de A-G valt niet in te zien waarom de constatering dat paarden niet meer bedrijfsmatig worden gefokt en gehouden voor hun inzet in productieprocessen of voor vlees, maar voor de verkoop ten behoeve van sport en recreatie, ertoe zou moeten leiden dat dit geen veehouderij meer zou kunnen zijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2-1-a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 13 augustus

67

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen