De heer X exploiteert sinds 1992 in de vorm van een eenmanszaak een belastingadvies- en administratiekantoor. X gaat met ingang van 1 januari 2003 een overeenkomst "commanditaire vennootschap" aan met twee voormalige werkneemsters, mevrouw B en C, als de beherende vennoten. In de overeenkomst is vermeld dat X zijn goodwill en inventaris inbrengt en voor 100% eigenaar blijft. B en C brengen slechts arbeid in. X verhuurt c.q. verpacht zijn winstdeel aan B en C en ontvangt daarvoor € 2.500 per maand. De vennootschap is per 31 december 2004 beëindigd. B en C zijn sedert medio respectievelijk begin 2005 niet meer werkzaam voor X. In 2007 wordt een boekenonderzoek ingesteld. Hieruit concludeert de inspecteur dat de cv slechts een constructie was, aangezien X nog steeds de feitelijke leiding binnen de onderneming had. Voorts stelt de inspecteur dat de administratie van X moet worden verworpen vanwege ernstige gebreken. In geschil zijn diverse aanslagen in zowel de btw- als de ib/pvv-sfeer. Het feit dat X een professioneel optredend belastingadviseur is, wordt hem bij de boeteoplegging zwaar aangerekend in die zin dat de vergrijpboetes worden verzwaard met 20% tot 70% (in totaal bijna € 90.000).
Rechtbank Haarlem oordeelt dat de commanditaire vennootschap geen reële praktische betekenis had zodat alle – ook de verzwegen – omzet volledig aan X moet worden toegerekend. Vanwege de samenhang wordt een totale boete van € 50.000 (€ 5.000 voor de btw-naheffing en € 15.000 voor elk van de ib-zaken) passend en geboden geacht. Aangezien de redelijke termijn is overschreden en bij de vaststelling van de hoogte van de belastingschuld verschuiving en verzwaring van de bewijslast heeft plaatsgevonden, wordt de boete nog wel met 10% gematigd. Het beroep van X is deels gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Haarlem
Editie: 9 augustus