X Ltd. ontvangt van Royal Dutch Shell een dividend en vraagt tevergeefs de ingehouden dividendbelasting terug. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X Ltd. niet aannemelijk maakt dat de aandelen in RD anders dan als belegging worden aangehouden en de deelnemingsvrijstelling van toepassing is. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X Ltd., is een naar het recht van Cyprus opgerichte en in Cyprus gevestigde vennootschap die onderworpen is aan de Cypriotische vennootschapsbelasting. X Ltd. is een investeringsvennootschap en maakt als tussenholding deel uit van een concern dat actief is in onder meer de tankervaart en offshore industrie. X Ltd. bezit vanaf 2004 een wisselend belang in aandelen Royal Dutch Shell Plc (hierna RD). In 2006 bedraagt het aandelenbezit RD steeds minder dan 0,03% van de uitstaande aandelen RD. In september 2006 is op de aandelen dividend uitbetaald waarop $ 47.9310 (€ 37.226) aan dividendbelasting is ingehouden. X Ltd. gaat daartegen in beroep. Zij stelt dat zij recht heeft op de inhoudingsvrijstelling in de zin van de Wet dividendbelasting omdat zij samenwerkt met RD en de aandelen niet ter belegging aanhoudt. Volgens X Ltd. gaat het om een gelijkgestelde deelneming in de zin van de Wet Vpb. Als rechtbank Breda haar beroep ongegrond verklaart gaat X Ltd. in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 23 juli 2013, 12/00194, V-N 2013/59.19) oordeelt dat voor de vraag of sprake is van een gelijkgestelde deelneming slechts van belang is of de aandelen anders dan als belegging worden aangehouden. Daarvan is sprake als niet alleen wordt gestreefd naar het rendement en de waardestijging die van het bezit bij normaal vermogensbeheer kunnen worden verwacht. Alsdan is het houden van het belang een ondernemingsactiviteit en ligt dit bezit in de lijn van de normale uitoefening van de onderneming, zodat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is. X Ltd. maakt niet aannemelijk dat de aandelen anders dan als belegging worden aangehouden en ook niet dat het aandelenbezit de samenwerking met RD heeft bevorderd. Het hof oordeelt dat X Ltd. geen recht heeft op de inhoudingsvrijstelling in de zin van de Wet DB en verklaart het hoger beroep van X Ltd. ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de dividendbelasting 1965 4 lid 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Dividendbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 23 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen