Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de auto duurzaam aan de heer X ter beschikking stond en dat dus terecht BPM bij hem is nageheven naar het tijdstip van constatering van het eerste gebruik. X stelt ten onrechte dat de teruggaaf wegens uitvoer moet worden verleend per de datum van de inbeslagname van de auto.

Belanghebbende, de heer X, wordt vanaf 22 oktober 2013 vele malen aangetroffen als bestuurder van een personenauto met Belgisch kenteken. De auto is eigendom van zijn schoonmoeder. Eind juli 2014 wordt de auto in beslag genomen. Eind november 2014 is de auto uitgevoerd naar de eigenaresse in België. In geschil is de BPM-naheffingsaanslag van € 8.756, alsmede de BPM-terugggaaf van € 7.808 wegens de uitvoer. X stelt dat hij vanaf eind juli 2014 niet meer de beschikking had over de auto, zodat voor de berekening van de teruggaaf ten onrechte is aangesloten bij de uitvoerdatum.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de auto duurzaam aan X ter beschikking stond en dat dus terecht BPM bij hem is nageheven naar het tijdstip van constatering van het eerste gebruik op 22 oktober 2013. X stelt ten onrechte dat de teruggaaf moet worden verleend per de datum van de inbeslagname. De eisen in art. 14a Wet BPM 1992 van het 'niet langer feitelijk ter beschikking staan' en het 'buiten Nederland gebracht zijn', zijn namelijk cumulatief. De beroepen van X zijn ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 1 december

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen