Belanghebbende, X bv, is een marketmaker. In verband met het door het Duitse E AG aangekondigde superdividend neemt X bv zich voor om een zogenoemde ‘short cum/ex transactie' aan te gaan. X bv dekt vervolgens het kopersrisico op diverse manieren af. In geschil is in hoeverre de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op het resultaat dat X bv heeft behaald met de ‘short cum/ex transactie'. Volgens X bv is de deelnemingsvrijstelling van toepassing, omdat het resultaat is behaald met long callopties, die bij uitoefening zouden resulteren in een deelneming. Volgens X bv is hierbij niet van belang of er sprake is van een zogenoemde ‘gedekte' dan wel ‘ongedekte' positie, dus of de schrijver van de callopties over de onderliggende aandelen beschikte.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat, indien callopties worden geschreven op aandelen, en deze aandelen bij de optieschrijver niet behoren tot een deelneming als bedoeld in art. 13 Wet VPB 1969 (ongedekt geschreven callopties), de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is op de opties. Hierbij is niet van belang of de opties aan de wederpartij bij uitoefening recht geven op meer dan 5% van het nominaal gestorte kapitaal in de betrokken vennootschap. De rechtbank verwijst hierbij naar het Falcons-arrest van de Hoge Raad van 22 november 2002, nr. 36.272 (BNB 2003/34) en het arrest van 23 september 2016, nr. 15/02428 (V-N 2016/47.10). Omdat X bv op 4 mei 2007 5% of meer van (de economische eigendom van) de aandelen in E AG heeft verkregen, is de rechtbank uiteindelijk nog wel van mening dat een deel van het resultaat onder de deelnemingsvrijstelling valt.
Lees ook het thema Deelnemingsvrijstelling: Onbelaste inkomsten uit dochtervennotschappen.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 29 mei