De Hoge Raad oordeelt dat de vrijstelling voor aflopende deelnemingen ook geldt voor het door X BV in 2017 met de opties behaalde resultaat. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn Falcons-arrest en de wetsgeschiedenis.

X BV krijgt in 2014 aandelen en opties uitgereikt in het Japanse Q. Het betreft een aandelenbelang van 8,5% en opties die recht geven op een aandelenbelang van 5%. In 2015 geeft X BV een deel van de opties prijs, waarna de resterende (gedekte call)opties recht geven op een aandelenbelang van 2,34%. Naar aanleiding van de beursgang van Q in 2017 verwatert het aandelenbelang van X BV in Q tot 2,28% en geven de opties recht op een aandelenbelang van 1,58%. X BV oefent na de beursgang alle opties uit en verkoopt in fases het aandelenbelang in Q. Op het resultaat dat is behaald met de opties past X BV de deelnemingsvrijstelling toe met een beroep op art. 13 lid 16 Wet VPB 1969. De inspecteur is van mening dat de deelnemingsvrijstelling voor aflopende deelnemingen wel van toepassing is op het resultaat behaalt met de aandelen, maar niet op opties. Rechtbank Gelderland oordeelt dat slechts sprake is van een aflopende deelneming als het belang vóór het moment dat de omvang van het belang niet meer voldoet aan de voorwaarde van ten minste 5%, kwalificeert als deelneming. Nu een optie niet kwalificeert als deelneming (art. 13 lid 2 Wet VPB 1969), omdat het geen aandelenkapitaal is, is er ook geen sprake van een aflopende deelneming. X bv gaat in (sprong)cassatie en voert daarbij aan dat de vrijstelling voor aflopende deelnemingen wél geldt voor de gedekte callopties.

De Hoge Raad oordeelt dat het door X BV in 2017 met de opties behaalde resultaat is vrijgesteld op grond van art. 13 lid 16 Wet VPB 1969 (vrijstelling voor aflopende deelnemingen). De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn Falcons-arrest en de wetsgeschiedenis. Uit dit arrest volgt dat de deelnemingsvrijstelling ook van toepassing is bij aflopende deelnemingen. Dit is ook in overeenstemming met de ratio van art. 13 lid 16 Wet VPB 1969. De Hoge Raad merkt verder nog op dat uit de wetsgeschiedenis voor aflopende deelnemingen blijkt dat niet is beoogd wijziging aan te brengen in de Falcons-doctrine. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en vermindert de aanslag tot een belastbaar bedrag van € 261.880.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Editie: 28 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

639

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen