Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat, indien een uitruil van belastbaar naar gericht vrijgesteld loon later deels wordt teruggedraaid, het nieuwe (hogere) belastbaar loon in aanmerking moet worden genomen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X bv drijft een uitzendbureau in voornamelijk de vleessector. Zij ruilt, conform de geldende CAO, overwerkbeloningen tegen vrije vergoedingen of verstrekkingen in verband met extraterritoriale kosten. Hierbij is aanvankelijk geen rekening gehouden met het feit dat vanaf 2018 ook over de overuren minimaal het wettelijk minimumloon dient te worden betaald. Na een NEN-audit zijn nieuwe loonberekeningen gemaakt, rekening houdend met het wettelijk minimumloon. Er zijn in verband hiermee aanvullende loonheffingen afgedragen.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/24.1.5) oordeelt dat een verlaging van het uit te ruilen bedrag in verband met het wettelijk minimumloon ertoe leidt dat voor de berekening van de loonheffing een hoger belastbaar bedrag in aanmerking dient te worden genomen. Het aanpassen van het brutoloon leidt ertoe dat dit hogere loon ook voor andere wettelijke regelingen als grondslag geldt. De eerdere aangifte is niet relevant. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema De werkkostenregeling: gerichte vrijstellingen en eindheffingen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 31a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 5 april

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen