Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar het vijfkamerappartement waarvan één kamer wordt verhuurd aan een derde terecht heeft aangemerkt als een bedrijfsruimte voor de zuiveringsheffing en niet als woonruimte.

Belanghebbende, X, is vanaf 1 september 2016 eigenaar van een vijfkamerappartement waarvan één kamer wordt verhuurd aan een derde. In geschil is of de heffingsambtenaar van het waterschap het appartement voor de zuiveringsheffing terecht heeft aangeslagen als een bedrijfsruimte naar drie vervuilingseenheden.

Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar het vijfkamerappartement waarvan één kamer wordt verhuurd aan een derde terecht heeft aangemerkt als een bedrijfsruimte voor de zuiveringsheffing en niet als woonruimte. Essentiële voorzieningen worden gedeeld met de onderhuurder. Het appartement als geheel wordt niet bewoond door een met een gezin gelijk te stellen leefeenheid. Omdat sprake is van een kleine bedrijfsruimte bedraagt de vervuilingswaarde drie vervuilingseenheden. X is gebruiker van de bedrijfsruimte en ingebruikgever van een verhuurd onzelfstandig deel en derhalve voor het gehele jaar heffingplichtig. Niet aannemelijk is gemaakt dat de vervuilingswaarde minder dan drie vervuilingseenheden bedraagt. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 122e

Waterschapswet 122d

Waterschapswet 122c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 14 februari

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen