A-G IJzerman is van mening dat de heer X als startende ondernemer zonder fiscale deskundigheid in redelijkheid mocht begrijpen dat de meldingsplicht voor hem nog niet was ingetreden, maar pas zou kunnen intreden veertien dagen na de vervaldag van de nog te verwachten naheffingsaanslag(en) loonheffing. Een en ander geldt echter niet voor de aansprakelijkheid van X voor de btw-schuld.

De heer X is vanaf augustus 2008 tot september 2010 middellijk bestuurder van A bv, die haar onderneming in mei 2007 heeft gestart. Om onverklaarbare redenen is pas in september/oktober 2009 een LB-nummer aan A bv toegekend. De voor de loonheffing gereserveerde bedragen blijken voor een ander doel te zijn aangewend. In september 2010 worden de aandelen A bv aan een derde verkocht. A bv gaat in 2011 failliet. In geschil is of X door de ontvanger terecht aansprakelijk is gesteld voor de loon- en omzetbelastingschulden en verzuimboetes van A bv. Volgens Rechtbank Haarlem had de betalingsonmacht gemeld moeten worden binnen één maand en twee weken nadat het LB-nummer aan A bv was verstrekt. Dit volgt namelijk uit een redelijke wetsuitleg. De betalingsonmacht is echter nimmer rechtsgeldig gemeld. Tot weerlegging van het vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur wordt X dus niet toegelaten. Hof Amsterdam oordeelt dat de vertraagde toekenning van het LB-nummer de verplichting tot het tijdig afdragen van de loonheffing over de tijdvakken van augustus 2008 tot en met maart 2009 onverlet heeft gelaten. De vertraagde toekenning neemt namelijk hoogstens de verplichting tot het tijdig doen van aangifte weg, maar niet de verplichting tot tijdige afdracht. X gaat in cassatie.

Advocaat-generaal IJzerman is van mening dat X als startende ondernemer zonder fiscale deskundigheid in redelijkheid mocht begrijpen dat de meldingsplicht voor hem nog niet was ingetreden, maar pas zou kunnen intreden veertien dagen na de vervaldag van de nog te verwachten naheffingsaanslag(en) loonheffing. Kennelijk heeft X de afdracht van loonbelasting opgeschort op aanwijzing van de inspecteur en verkeerde hij vóór de ontvangst van deze aanwijzing nog niet in betalingsonmacht. De toepassing van het vertrouwensbeginsel moet dus prevaleren boven de vrij ingewikkelde wetgeving. X is daarom ook niet aansprakelijk voor de verzuimboetes van de loonheffing. Het vertrouwensbeginsel geldt echter niet voor de aansprakelijkheid van X voor de btw-schuld. De conclusie strekt tot gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep van X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Omzetbelasting, Invordering

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 19 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen