Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Denemarken niet in strijd met het EU-recht handelt door de mediabijdrage te onderwerpen aan de heffing van BTW. Dat de regeling sinds 1978 meerdere malen is gewijzigd is niet van belang. Ook is niet van belang of sprake is van ‘diensten die onder bezwarende titel worden verricht’.

A, B en Foreningen C (een groep van natuurlijke personen die een collectieve rechtsvordering hebben ingesteld) verzoeken om terugbetaling van de BTW die zij voor de jaren 2007‑2017 hebben betaald over de Deense mediabijdrage. Zij stellen dat de heffing in strijd is met BTW-richtlijn 2006/112, omdat de bijdrage niet kan worden aangemerkt als tegenprestatie voor een dienst die onder bezwarende titel wordt verricht. Daarnaast zijn zij van mening dat geen beroep op de standstillclausule kan worden gedaan gezien de wijzigingen van de betreffende regelingen die in de loop der jaren hebben plaatsgevonden. Hierdoor is de aard van het abonnement fundamenteel gewijzigd. De Deense rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Denemarken niet in strijd met het EU-recht handelt door de mediabijdrage te onderwerpen aan de heffing van BTW. Dat de regeling sinds 1978 meerdere malen is gewijzigd is niet van belang. Ook is niet van belang of sprake is van ‘diensten die onder bezwarende titel worden verricht’. Dat, bijvoorbeeld door smartphonegebruik, steeds meer entiteiten de bijdrage moeten betalen is niet relevant. Het feit dat een klein deel van de inkomsten uit de heffing wordt gebruikt voor de financiering van de activiteiten van andere entiteiten dan de openbare radio‑ en televisieorganisaties staat de heffing ook niet in de weg.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Editie: 24 december

Informatiesoort: VN Vandaag

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen