Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de interne-reorganisatievrijstelling in de overdrachtsbelasting geen toepassing kan vinden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt namelijk dat natuurlijke personen geen deel kunnen uitmaken van een concern. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Y houdt de aandelen in X bv en Q bv. X bv (45%), Q bv (10%) en Y (45%) zijn de vennoten van Z vof. Y (90%) en Q bv (10%) zijn gerechtigd tot een winkelpand. Y brengt zijn aandelen in Z vof en het winkelpand tegen uitreiking van aandelen in Q bv in. Korte tijd daarna fuseren X bv en Q bv. In verband met deze transacties legt de inspecteur naheffingsaanslagen overdrachtsbelasting op. X bv is echter van mening dat de vrijstelling wegens interne reorganisatie (art. 15 lid 1 onderdeel h Wet BRv 1970) van toepassing is.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/32.1.4) oordeelt dat de interne-reorganisatievrijstelling geen toepassing kan vinden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt namelijk dat natuurlijke personen geen deel kunnen uitmaken van een concern. Er zijn ook geen aanknopingspunten te vinden om aan te nemen dat de wetgever natuurlijke personen op dezelfde wijze heeft willen behandelen als vennootschappen in de zin van art. 5b Uitv.besl. BRv 1971. Verder moet de vrijstelling volgens het hof, aangezien het een inbreuk vormt op het systeem van de overdrachtsbelasting, beperkt worden uitgelegd. Het hof verwerpt ook X' stelling dat sprake is van discriminatie. De wetgever heeft de grenzen van de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid niet overschreden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 5b
Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 5a
Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 5
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad
Editie: 14 februari